Opnieuw grote veranderingen op til bij wijkteam en zorgaanbieders

Nr 1. Simone
Door Simone Kennedy op 15 oktober 2021 om 08:52

Opnieuw grote veranderingen op til bij wijkteam en zorgaanbieders

Er staan helaas grote veranderingen voor de boeg in het Sociaal Domein, opnieuw. Kleine zorgverleners zullen verdwijnen en grote partijen zullen de zaken overnemen. In deze weblog wil ik uitleggen waarom dit gaat gebeuren en welke zorgen wij als ChristenUnie hebben geuit. 

In 2015 werden allerlei zorgtaken overgeheveld van het rijk en de provincie naar de gemeenten. De kosten rezen de pan uit en het rijk hoopte dat de gemeente maatwerk kon leveren en zodoende kosten in de hand zou kunnen houden. Het budget werd met ongeveer 15% gekort en overgeheveld naar de gemeenten. Zorgvragen kwamen voortaan terecht bij het wijkteam (als ze niet via de huisarts gingen), die een indicatie afgaf voor specialistische hulp als dat nodig was. Die hulp kon bij elke aanbieder worden ingekocht waarmee de gemeente een contract had afgesloten. Iedereen die aan de voorwaarden voldeed, kon een contract krijgen. Vandaar dat er ondertussen ongeveer 400 zorgaanbieders zijn in Amersfoort die een contract hebben met de gemeente. Ze kunnen hun uren declareren bij de gemeente of de zorgverzekering, afhankelijk van de verleende zorg. 

Maar de kosten bleven rijzen, grotendeels door stijging van de vraag. Dit komt o.a. omdat de gemeente meer energie steekt in preventie en een laagdrempelig aanbod via wijkteams, waardoor veel gezinnen die het vroeger zelf konden regelen nu toch zorg vragen en ontvangen. Daarnaast denken we dat door de kwalijke gevolgen van echtscheidingen en het toenemend gebruik van sociale media jongeren vaker in problemen komen. Ook rijzen de kosten door toename van het aanbod en gebruik. Het vermoeden is dat dit deels wordt veroorzaakt door het grote aantal zorgaanbieders, die misschien vraag creëren omdat zij aanbod hebben. 

Deze stijgende kosten worden onvoldoende gecompenseerd door de rijksoverheid. De gemeente kan nauwelijks bezuinigen op andere taken en dus moet er bezuinigd worden op de uitvoering. Het voorstel van de samenwerkende regiogemeenten in Eemland (onder leiding van Amersfoort) is om niet langer te financieren op P*Q-basis, oftewel uurtje factuurtje. Ook financieren op resultaat is niet altijd effectief, omdat maatwerk en resultaat niet altijd goed kan worden gedefinieerd, zoals we zien bij huishoudelijke hulp, dat op deze manier wordt gefinancierd. Iedereen krijgt gemiddeld ruim 2 uur, maar de een heeft meer hulp nodig dan de ander. Een betere manier van financieren leek te zijn ‘taakgericht’, dan krijg één organisatie het contract en het bijbehorend budget om zorg te bieden binnen vastgestelde voorwaarden aan een afgebakende doelgroep. Alle leden van die doelgroep kunnen naar die ene organisatie worden doorverwezen, die dan verplicht is hen te helpen. Ze moeten binnen dat vooraf bepaalde budget blijven en mogen zelf weten hoe ze de zorg binnen de voorwaarden die zijn gesteld vormgeven. Voor de gemeente is dit voordelig: we verminderen de risico’s, omdat we weten wat het budget is. We hoeven alleen goede voorwaarden te formuleren. 

Het voorstel van het college dat we een week geleden hebben besproken is dat de volgende zorg wordt opgedeeld in drie percelen:

  1. Specialistische jeugdhulp
  2. Wmo, ambulante begeleiding, beschermd wonen, time-out plekken
  3. Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang

Voor elk perceel zal één zorgaanbieder worden gecontracteerd voor de duur van negen jaar die alle zorg moet leveren voor alle inwoners die van de zorg in dat perceel gebruik willen maken. Als die ene zorgaanbieder die zorg niet allemaal zelf kan leveren, kan hij onderaannemers aantrekken om die zorg wel te leveren. Als de zorgaanbieder zich niet aan de voorwaarden zou houden, is er elke drie jaar een mogelijkheid om het contract te ontbinden.

Wij maken ons grote zorgen over deze ontwikkeling. Niet omdat we tegen taakgerichte financiering zijn, want dat vermindert administratieve lasten (je moet binnen budget blijven, maar hoeft minder verantwoording af te leggen aan de financier), vermindert de risico’s (er wordt een vastgesteld budget afgesproken) en geeft ruimte voor innovatie (hoe effectiever en efficiënter de zorg wordt vormgegeven door de zorgaanbieder, hoe meer winst). Maar er zijn ook zoveel valkuilen en nadelen. We hebben de volgende zorgpunten benoemd:

  1. Deze vorm van inkoop creëert een monopolypositie voor de zorgaanbieder die het contract wint. De zorgaanbieder zou na gunning en voor afloop van het contract kunnen zeggen: ik heb te weinig geld voor de zorg die geleverd moet worden, dus er zullen wachtlijsten ontstaan als je niet met meer geld over de brug komt. Het college wil dit risico ondervangen door een nauwe dialoog te onderhouden met de zorgaanbieder, om niet verrast te worden en tijdig bij te kunnen sturen. Dit zal allicht helpen, maar het voorbeeld in de gemeente Utrecht (waar deze vorm van financiering ook is ingevoerd) laat zien dat bijsturen vaak ook betekent dat er alsnog geld bij moet. 
  2. Er zullen veel zorgaanbieders verdwijnen omdat ze het contract niet winnen en ook niet worden uitgenodigd om onderaannemer te zijn. Als de hoofdaannemer niet functioneert, is er geen andere grote zorgaanbieder die het werk zou kunnen overnemen, omdat die ondertussen van de markt zijn verjaagd. 
  3. De positie van onderaannemers is wankel, omdat ze afhankelijk zijn van de hoofdaanbieder met wie het contract is gesloten. De hoofdaanbieder zal geneigd zijn om alle zorg in eigen huis te willen organiseren. Onderaannemers zullen in de beginfase wellicht tijdelijk worden ingehuurd, voor overbruggingszorg, en daarna worden af geserveerd. Bovendien blijft er geld aan de strijkstok hangen en de tarieven waarvoor de onderaannemers zorg verlenen zullen door de hoofdaannemer zoveel mogelijk verlaagd worden. Het zorgaanbod moet aansluiten bij de behoeften van de cliënt en divers zijn, maar dit hoeft niet te betekenen dat christelijke zorgaanbieders een positie krijgen als onderaannemers. Als de perceelaanbieder werknemers heeft met christelijke signatuur, kunnen die hulpverleners ook worden ingezet bij hulpvragers die daarom vragen. 
  4. De administratieve lasten en risico’s verdwijnen niet, maar worden gedecentraliseerd, van de gemeente komen ze op het niveau van de hoofdaannemer terecht. Het is de vraag of alle ambtenaren die hiermee bezig waren op het niveau van de gemeente dan wegbezuinigd zullen worden of aangehouden om de dialoog te voeren en toezicht te houden op de hoofdaanbieder. Er is nog geen administratief systeem dat deze decentralisatie goed kan verwerken. De beginjaren zullen wellicht worden gekenmerkt door chaos. 
  5. De positie van het wijkteam wordt verzwakt. Het wijkteam is de toegangspoort tot al deze vormen van zorg en kan zonder hokjesdenken, zonder financiële schotten en met veel creatieve en professionele ruimte bepalen welke zorg het best gepast is. Maar als ze geen indicaties meer hoeven stellen, omdat iedereen die tot de doelgroep behoort ook rechtstreeks naar de zorgaanbieder in dat perceel kan stappen, wordt hun taak gereduceerd tot verwijzer en aanbieder van lichte ambulante begeleiding. Als de verwijsfunctie helemaal zou stoppen, zou het wijkteam gereduceerd worden tot zorgverlener en zal ook deze lichte ambulante ondersteuning opnieuw aanbesteed moeten worden. 
  6. Het is onduidelijk wie de regie heeft in dit hele proces. De gemeente spreekt zelf alleen nog van één gezin, één plan. De regie zou bij de cliënt liggen, die hulpbehoevend is en dus niet altijd weet wat het beste is voor hem of haar. De procesregie zou nog bij het wijkteam liggen, maar overgenomen kunnen worden door de zorgaanbieder van het perceel. 
  7. De positie van de gemeenteraad is in dit gehele proces ernstig verzwakt. We zijn nog nauwelijks betrokken en hebben alleen de regiovisies vastgesteld, waarin we hebben gezegd dat taakgerichte financiering verder mag worden ingevoerd. Maar de wijze (hoeveel aanbieders, welke percelen, positie van het wijkteam) is allemaal een collegeverantwoordelijkheid, die genomen wordt in regionaal verband. 

Onze inzet als ChristenUnie bij deze discussie is geweest het verwoorden van deze zorgpunten en het pleiten voor:

  1. Het organiseren van een tegenmacht tegenover de zorgaanbieder van het perceel, om de monopolypositie te verzwakken. Naar ons idee kan deze tegenmacht het beste vormgegeven worden door versterking van de positie van het wijkteam. Zie daarvoor het voorbeeld van de samenwerking tussen SAVE, Veilig Thuis en het lokale team in de Jeugdzorg Utrecht-West (Montfoort, Oudewater en Woerden). 
  2. Het vaststellen in de aanbestedingsnormen van een vast percentage van het zorgbudget dat geleverd moet worden door onderaannemer, om een stevige positie van onderaannemers te behouden. Hoe hoger het percentage, hoe hoger het budget dat de gemeente zal moeten betalen (het geld dat aan de strijkstok blijft hangen). 
  3. Het positioneren van het wijkteam als de procesregisseur van zorg. Alle inwoners die niet de route van de huisarts kiezen, zouden nog steeds via het wijkteam moeten gaan. Het wijkteam kan het probleem integraal bekijken en creatieve oplossingen blijven aandragen. Alle lichte ambulante hulp kan door het wijkteam worden gegeven en het wijkteam kan besluiten om professionele zorg in te kopen bij de perceelaanbieder, maar blijft daarbij betrokken. Dit betekent dat de wijkteammedewerker mee gaat naar de intakegesprekken bij de hoofdaanbieder of eventueel de onderaanbieders, geregeld bijgepraat wordt in het zorgtraject, de macht heeft om bij te sturen en eventueel van zorgaanbieder te wisselen en vinger aan de pols houdt in dit hele proces.  

Of het college naar ons zal luisteren, zal moeten blijken. De wethouder heeft onze zorgpunten en oplossingsrichtingen wel serieus genomen, maar aangezien het een collegeverantwoordelijkheid is, is nog niet duidelijk of hij die weg ook zal inslaan.