Anti-discriminatie agenda
Vorige week hebben we de anti-discriminatie agenda vastgesteld. Een prachtig plan, maar met een verkeerde definitie. In de definitie staat namelijk de ervaring centraal: “de ervaring ongelijk te zijn behandeld op basis van persoonlijke kenmerken die er in een bepaalde situatie niet toe doen, of juist op dezelfde manier behandeld worden als de anderen, terwijl je vanwege jouw positie anders behandeld moet worden, zodat er sprake kan zijn van op gelijke manier deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.” We hebben een amendement ingediend om terug te gaan naar de definitie van de Rijksoverheid: ‘Discriminatie betekent dat er onterecht verschil wordt gemaakt in de behandeling van mensen.’ Maar we kregen weinig steun van andere partijen en de motie werd verworpen.
Eigenlijk hebben we twee bezwaren tegen deze definitie. In de eerste plaats betekent dit dat iedereen die voelt dat de ander hem niet juist behandelt, de ander kan betichten van discriminatie. Zo krijg je geen respectvolle dialoog en ontmoeting, maar een polariserende ruzie vol verwijten, waarin waarschijnlijk weinig naar elkaar wordt geluisterd. De andere partijen wilden zich niet aan ons amendement branden. Ze zeiden dat we daardoor allerlei vormen van onbedoelde negatieve bejegening zoals micro-agressies niet serieus zouden nemen. Of dat we iets geen discriminatie noemen als er geen bewijs voor is. Maar zo is het niet. Negatieve bejegening en vooroordelen zijn ook discriminerend. En we staan 100% achter de uitvoeringsagenda, waarin juist veel aandacht wordt gegeven aan deze vormen van discriminatie. Maar een definitie van discriminatie die uitgaat van het gevoel van het slachtoffer, leidt tot meer polarisatie en minder begrip. Wat wij willen is dat mensen elkaar ontmoeten, elkaar leren kennen, vooroordelen bijstellen en beseffen dat we allemaal de neiging hebben om onszelf te verheffen boven een ander en die te veroordelen of negatief te bejegenen. We hebben genade nodig in de onderlinge relatie, geen verwijten.
Het tweede bezwaar tegen deze definitie is het gedeelte waarin discriminatie ook wordt gedefinieerd als: het ‘op dezelfde manier behandeld worden als de anderen, terwijl je vanwege jouw positie anders behandeld moet worden, zodat er sprake kan zijn van op gelijke manier deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.’ Het lijkt net alsof er hier een recht wordt geformuleerd op compensatie voor elk gebrek of afwijking die je hebt. Vanuit onze mensvisie wil ik opnieuw benadrukken dat we allemaal gebrekkige mensen zijn. Er is geen recht om te kunnen leven als ‘normaal mens’. We moeten leren leven met onze gebreken en elkaar helpen en steunen om ons optimaal te ontplooien en mee te doen. De overheid kan daarin zeker helpen. En de politiek bepaalt wat daarvoor nodig is. Maar als je niet wordt gecompenseerd, betekent dit nog niet dat je gediscrimineerd wordt.
Ook in het Beleidskader Inclusieve Stad hebben we gisteravond een lastige discussie gevoerd n.a.v. de zin “streven naar rechtvaardigheid (gelijk eindresultaat in plaats van gelijke investering) betekent ook onderscheid maken om maatwerk te kunnen bieden.” Want ongelijke behandeling om een gelijk eindresultaat te krijgen kan ook leiden tot discriminatie. En een ongelijk eindresultaat kan ook veroorzaakt worden door verschil in voorkeuren en keuzevrijheid. Hoewel we er niet tegen zijn om dit principe geregeld toe te passen om achterstanden weg te werken, willen we dit principe dus niet zomaar uitgangspunt maken van ons beleid, maar er wel voor zorgen dat er draagvlak is voor elke vorm van positieve discriminatie en ongelijke investering. Maar onze motie van deze strekking werd helaas ook verworpen.